Samenvatting ‘Spaartaks’-uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van 24 december 2021 is gedaan in een proefprocedure die was aangespannen door een Nederlands echtpaar, daarin gesteund door de Bond voor Belastingbetalers. Het echtpaar moest in 2017 en 2018 €24.674 belasting betalen in box 3, terwijl zij in werkelijkheid slechts een rendement van €10.140 hadden behaald. Het echtpaar heeft aangevoerd dat deze gang van zaken een schending betekende van hun eigendomsrecht (art 1 EP) en het discriminatieverbod (art 14 EVRM).
In zijn uitspraak houdt de Hoge Raad de Nederlandse vermogensrendementheffing, oftewel de ‘spaartaks’, tegen het licht. Sinds 2017 baseert de overheid de heffing op de rendementen die door belastingbetalers in voorgaande jaren gemiddeld zijn behaald. De overheid was van mening dat deze uitwerking voldoende in overeenkomst was met de werkelijkheid. Maar de Hoge Raad zet hier een streep door. Ten eerste worden in dit stelsel spaarders die niet risicovol beleggen, en die dus geen hogere rendementen behalen, geconfronteerd met een (verhoudingsgewijs) zware financiële last. Hierdoor wordt hun eigendomsrecht ingeperkt. Ten tweede is het stelsel discriminerend voor spaarders die er niet in slagen om het gemiddelde rendement te behalen.
In de zaak stond vast welk rendement het echtpaar in werkelijkheid had behaald. In zijn uitspraak biedt de Hoge Raad het echtpaar rechtsherstel door te oordelen dat de heffing gebaseerd moet worden op het werkelijke rendement. Dat betekent dat het echtpaar recht heeft op teruggave van een deel van de door hen betaalde belasting.
Lees meer over de uitspraak op de
website van de Hoge Raad