Het gerechtshof Den Haag deed op 4 februari 2020 uitspraak in de hoger beroepzaak van Stichting Platform Aandelen Lease (PAL) tegen Aegon over het Sprintplan. Helaas heeft het hof de vorderingen van PAL afgewezen.
Wat vooraf ging
βDe zaak was bij het hof terecht gekomen doordat PAL in hoger beroep was gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. Die weigerde om de zaak inhoudelijk te beoordelen. Ook vond de rechtbank dat PAL geen belang had bij de zaak. Tenslotte zouden de vorderingen volgens de rechtbank zijn verjaard.
Uitspraak in het kort
Het hof is van mening dat de rechtbank ten onrechte de Stichting PAL niet-ontvankelijk heeft verklaard. Vervolgens gaat het hof over tot een inhoudelijke behandeling van de zaak. Daarbij wordt bekrachtigd dat als het Sprintplan is afgesloten via een adviserende tussenpersoon en Aegon bekend was met de advisering, Aegon de klant volledig moet schadeloos stellen. Dit is lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad. Ook bepaalt het hof dat er geen sprake is van verjaring. Voor het overige worden de vorderingen van PAL afgewezen.
Uitgebreide samenvatting
De verwijten aan het adres van Aegon waren in het kort:
- Aegon heeft de deelnemers niet voorgelicht over het feit dat onnodig een te hoge lening werd verstrekt;
- Aegon heeft een belangentegenstelling gecreëerd, waarvan zij de deelnemers niet op de hoogte heeft gesteld en waarbij zij haar eigen belangen voorrang heeft gegeven boven de belangen van de deelnemer;
- Aegon heeft de extra opbrengsten die zij ontving van de investeringsbanken (uit verkregen onderpand) ten onrechte aan zichzelf ten goede doen komen in plaats van aan de deelnemers;
- Aegon heeft, terwijl dit verboden was, zaken gedaan met tussenpersonen die de Sprintplannen hebben geadviseerd en/of die orders hebben doorgegeven en/of die hebben bemiddeld zonder over de vereiste vergunning te beschikken;
- Aegon heeft voor de in 1998-1999 verkochte Sprintplannen zonder contractuele grondslag beheerskosten ad 2% ingehouden.
Het gerechtshof oordeelt hierop dat Aegon de deelnemers niet hoefde te vertellen hoe precies het product in elkaar stak, dat er geen sprake was van een belangentegenstelling waarover Aegon de deelnemers had behoren in te lichten en dat niet vast staat dat Aegon inkomsten uit onderpand heeft ontvangen en/of dat dergelijke inkomsten ten goede hadden moeten komen aan de deelnemers. Ook staat volgens het gerechtshof niet vast dat Aegon beheerskosten heeft ingehouden ten laste van de deelnemers.
Wat betreft de verwijten dat Aegon zaken heeft gedaan met tussenpersonen die sprintplannen hebben geadviseerd zonder vereiste vergunning, overweegt het gerechtshof dat de Hoge Raad al in een procedure tegen Dexia Bank heeft geoordeeld dat het verboden was voor aandelenleaseaanbieders om zaken te doen met een tussenpersoon die aandelenleasecontracten zonden vereiste vergunning adviseerde. Volgens het Hof heeft Stichting PAL geen belang bij een verklaring voor recht, omdat de uitspraak van de Hoge Raad ook ten aanzien van Aegon geldt. Wat betreft de verwijten omtrent het zonder vergunning doorgeven van orders door de tussenpersoon en/of de verboden bemiddeling door de tussenpersoon, is het gerechtshof van oordeel dat deze verwijten in een individuele procedure moeten worden beslist.
Wilt u de hele uitspraak lezen? Deze vindt u hier: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2020:102